Op Reis naar de Frontstreek

1917 tot vandaag

In 1998 opende het In Flanders Fields Museum. In die 25 jaar bezochten meer dan vijf miljoen mensen het museum. Dit jubileum is het moment om terug te blikken op de geschiedenis van het museum en hoe het toerisme naar de voormalige frontstreek evolueerde.

In 1917, nog voor de Wapenstilstand een feit was, publiceerde Michelin de eerste reisgids naar de frontstreek. Gestimuleerd door de groeiende groep bezoekers ontstond een netwerk van hotels, restaurants, reisorganisaties en evenementen. Foto’s, souvenirs, reisbrochures, affiches en egodocumenten getuigen over de geschiedenis van het toerisme in de regio. De eerste toeristen bezochten de plek waar een geliefde gesneuveld of verwond was. Ook militairen die in de loopgraven hadden meegestreden, bezochten de streek. De invoering van het betaald verlof in 1936 en de introductie van schooluitstappen stimuleerde het reizen naar Ieper en de regio. Op het programma stonden bezoeken aan historische plaatsen waar tijdens de Eerste Wereldoorlog werd gestreden.

Musea vol herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog werden al snel belangrijke trekpleisters. In de jaren 1920 werden verschillende musea in Ieper en de regio opgericht, ook de voorlopers van het In Flanders Fields Museum. In 1927 werd een nieuw stadsmuseum opgericht. Na een oproep van de Stad Ieper werd meteen gestart met het verzamelen van oorlogserfgoed. De eerste collectiestukken zijn officiële portretten en gebruiksvoorwerpen van belangrijke figuren uit de oorlogstijd.

Bijna een eeuw verzamelen, resulteert in een omvangrijke, gevarieerde collectie die getuigt van veranderende visies.

25 jaar In Flanders Fields Museum

Op 25 april 1998 opende het In Flanders Fields Museum de deuren, een nieuw leven voor het voormalige Herinneringsmuseum Yper Salient 14-18. Het museum werd genoemd naar het gedicht In Flanders Fields dat de Canadese militaire arts en dichter John McCrae schreef in mei 1915 bij zijn hulppost nabij Ieper. De eerste museumaffiche uit 1998 onderstreept waar het museum voor stond:

Het In Flanders Fields Museum staat middenin Wereldoorlog I. Hier word je zelf soldaat, verpleegster, kind, inwoner van Ieper, pastoor of boer en maak je het allemaal met eigen ogen mee: verwoesting, gruwel en hoop, aan de frontlinie of in de stad. In het In Flanders Fields Museum kruipt Wereldoorlog I onder je huid’.

Deze slogan en het beeld van de affiche illustreert de toenmalige aanpak die weerspiegeld werd in de toenmalige museumpresentatie. De evolutie van gasmaskers werd op een artistieke manier met een klank- en lichtspel geëvoceerd. Enkele van deze beelden zijn bewaard en te zien op deze dossiertentoonstelling. Bezoekers kregen een identificatiekaartje die hen door levensverhalen leidde zich afspelend tijdens de oorlogsjaren. Dit zorgde voor een innoverend museumbezoek. Het kaartje werd ondertussen vervangen door een poppy armband. In aanloop van de eeuwherdenking werd in 2012 de hoofdtentoonstelling vernieuwd, met een belangrijke upgrade in 2021. Naast de hoofdtentoonstelling werden sinds 1998 heel wat spraakmakende tijdelijke tentoonstellingen georganiseerd. Van meet af aan stond het In Flanders Fields Museum garant voor een vernieuwende kijk op de Eerste Wereldoorlog.

Bijna een eeuw verzamelen

In 1998 opende het In Flanders Fields Museum maar de eerste collectiestukken werden al in 1927 verzameld. Deze collectie is niet alleen een referentiecollectie over de Eerste Wereldoorlog, ze getuigt ook van veranderende visies bij het verzamelen van oorlogserfgoed.

Vóor 1914 was in Ieper één van de oudste musea van het land met een bijzonder rijke kunstcollectie gevestigd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd dit museum en de collectie helemaal vernietigd. Bij de oprichting van het nieuw stedelijk museum in 1927 werd een oproep gelanceerd om herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog te schenken.

Protagonisten uit de oorlogsperiode werden aangeschreven met de vraag om foto’s of ander stukken te schenken aan het museum. Wereldleiders van over de hele wereld stuurden foto’s op naar het museum. Dit zijn vooral gesigneerde staatsportretten, maar er zijn ook verrassende beelden. De toenmalige Franse premier Georges Clemenceau schonk een portret waarbij hij mijmerend in een tuin is afgebeeld. De Britse opperbevelhebber Sir Douglas Haig en zijn echtgenote schonken naast een portret ook het theeservies dat hij tijdens de oorlogsjaren gebruikte. Opvallend is dat bij deze schenkingen vooral dagelijkse gebruiksvoorwerpen en persoonlijke stukken geschonken werden.

Deze schenkingen zijn de start van de collectie oorlogserfgoed van de Stad Ieper, vandaag de collectie die door het In Flanders Fields Museum wordt beheerd.

Van oorlogssouvenirs naar musea

Na de Eerste Wereldoorlog ontstaan in de voormalige frontstreek heel wat musea en andere initiatieven waarbij oorlogssouvenirs worden geëtaleerd of verkocht. De Britse veteraan Leo Murphy (Manchester, 1891- Ieper, 1951) opende het eerste oorlogsmuseum in het centrum van Ieper. Dit museum onderscheidde zich van andere initiatieven door de centrale ligging in het stadscentrum en zijn aanpak. Hij promootte zijn museum met affiches en advertenties, bezoekers moesten een ticket kopen en hij voorzag rondleidingen. Op dat moment bezochten veel Britse toeristen Ieper en de regio. Deze toeristen waren op pelgrimstocht naar de plek waar een dierbare in de oorlog gesneuveld was. Murphy opende niet alleen een museum, hij startte er ‘The British Touring and Information Bureau’ op de Grote Markt in Ieper, waarbij hij deze toeristen reispakketten en gidsbeurten naar de voormalige slagvelden aanbood.

Daarnaast werden tal van andere musea opgericht zoals het Hill 60 museum. Centraal in dit museum stonden een reeks originele stereokijkers waar bezoekers oorlogsbeelden in 3D konden bekijken. Ieperse beroepsfotografen legden de impact van de oorlog op stad en streek tijdens en na de oorlog vast op beeld. Tal van foto’s publiceerden zij als postkaarten. In hun fotowinkel verkochten zij deze beelden als souvenirs aan toeristen. De foto’s van de familie Antony, een deel van de collectie van het Hill 60 Museum en herinneringen aan het museum van Murphy zoals toegangstickets en een affiche worden bewaard in de museumcollectie van het In Flanders Fields Museum.

Reisgidsen naar de frontstreek

Al voor het einde van de Eerste Wereldoorlog werden reizen naar de frontzones ondernomen. De eerste reizigers waren hoofdzakelijk pelgrims, op zoek naar de plek waar een geliefde gesneuveld of verwond was. In 1917, nog voor de Wapenstiltand een feit was, werd een eerste Michelingids over de frontzones van de Eerste Wereldoorlog uitgegeven. Vervolgens werd dit een reeks naar de verschillende westelijke frontzones, waaronder ook Ieper en de IJzervlakte. In 1900 publiceerde bandenfabrikant Michelin de eerste ‘Michelingids’. Deze reisgidsen evolueerden tot dé reisgids voor vele generaties toeristen. Ook voor reizigers naar de frontstreek gidsten deze publicaties de reizigers naar de belangrijkste plekken, sites, monumenten, begraafplaatsen en musea. In de jaren 1920 werden tips voor hotels en restaurants opgenomen in deze reisgids.

Vanaf de jaren 1970 worden de reisgidsen geschreven door Major en Mr. Holt belangrijke referentiewerken. In hun ‘Battlefield Guide’s’ publiceren zij informatie over nomumenten, begraafplaatsen, het landschap en musea. Ook herdenkingsrituelen zoals de dagelijkse Last Post, Anzac Day of de 11-novemberherdenkingen worden opgenomen in de reisgidsen.

Sinds het einde van de Eerste Wereldoorlog werden in Ieper en de regio tal van organistoren van gidsbeurten, excursies, groepsreizen en nog veel meer opgericht.

Souvenirs

De voormalige frontstreek wordt door toeristen om veel verschillende redenen bezocht. De eerste bezoekers bezochten de regio vooral op zoek naar de plek waar een geliefde sneuvelde, zij brachten een bezoek aan de begraafplaats en de plaatsen waar vader, zoon of ander familielid de oorlog meemaakte. Ook vandaag bezoeken veel familieleden deze plaatsen. Of ze zoeken de naam van een vermist familielid op een van de Memorials to The Missing. In tal van familiealbums werd dit bezoek vastgelegd. Bezoekers poseerden voor de ruïnes van de Lakenhallen, in het verwoeste landschap, in loopgraven en bij oorlogswapens. Sommigen namen een stukje steen van een ruïne of een beetje aarde van bij de begraafplaats mee als tastbare souvenir. Ook tijdens de oorlogsjaren werden souvenirs uit het puin meegenomen door militairen. Afgelopen decennia werden dergelijke souvenirs geregeld teruggebracht naar Ieper, waar ze aan het museum geschonken werden. Zelfs vandaag gebeurt dat nog geregeld.

Geïnspireerd door het toenemende toerisme werden souvenirs te koop aangeboden door creatieve ondernemers. Met oorlogsafval zoals granaathulzen of kogels werden souvenirs gemaakt. Vaak werden er iconische gebouwen en data hier op gegraveerd, maar vaak ook religieuze symbolen. Een wapen, dat een symbool van vernietiging was, kreeg op die manier andere betekenissen van bescherming of herdenking. Insignes, juwelen, postkaarten en tal van andere souvenirs gingen vlot over de toonbank.