donderdag - 25/03/1915

2° schrift, p.158-159
2° schrift, p.160-161
2° schrift, p.162-163

1. Kinderen al 7 maanden niet naar school en...voortdurend bij de soldaten

Ook in Reningelst was dat vanzelfsprekend geval, zoals deze voorbeelden uit de briefwisseling van de gemeente 1915-16, bewaard in het Stadsarchief Poperinge, aantonen: 

- Op 3 december 1915 richt de burgemeester van Reningelst zich – op aansporen van de inspecteur van het onderwijs – rechtstreeks tot de generaal die aan het hoofd staat van de 17 de Divisie van het Britse leger: hij beklaagt zich (in het Frans) dat het lager onderwijs voor jongens in zijn gemeente niet kan gegeven worden “faute de locaux”. Er werden al heel wat stappen gezet bij de overheid om weer te kunnen beschikken over de gemeenteschool, maar tevergeefs. (brief n° 18372)

- In een brief van de dag daarna, aan Belgische Minister van Wetenschappen en Kunsten, weer dezelfde verzuchtingen (in het Nederlands, ditmaal:) “dat de schoollokalen , die eigenlijk dienen tot Gemeenteschool, niet zullen ontruimd worden, om reden zij gedurig bezet zijn door een veldhospitaal; menigvuldige pogingen hebben alreeds sedert omtrent 2 maanden gedaan geweest bij de plaatselijke militaire overheid om de ontruiming te bekomen van de zondagsschool, maar alles was te vergeefs(..)” Tot slot neemt hij ook nog “de vrijheid u te doen opmerken dat meestal de schoolmeubelen vernield en verbrand hebben geweest door de fransche en engelsche troepen.” (brief n° 18377)

- In een brief van 18 februari 1916 aan de Kinderrechter bij de Rechtbank van Ieper, gevestigd te Watou, pleit de burgervader dat de kinderen “bijzonderlijk de meisjes, zouden verdienen in eene schoolkolonie opgenomen te worden. Ongelukkiglijk kan er op het gehucht “De Klytte” geene school gehouden worden. En van den anderen kant, de ouders die in deze moeilijke en droevige tijden eene wakende oog op hunne kinders zouden moeten houden, laten ze onbedachtelijk in de kantonnementen der soldaten rondlopen om tegen wat geld lekkernijen, cigaretten en andere kleine voorwerpen te verkoopen” (brief n° 18477)