dinsdag - 30/03/1915

2° schrift, p.162-163
2° schrift, p.164-165
2° schrift, p.166-167
Afbeeldingen

1. Aide Civile Belge

De Aide Civile Belge kwam tot stand in december 1914 en telde inderdaad nogal wat dames van stand. De organisatie zou zich vooral toeleggen op hulp aan de bevolking van de Westhoek en de aldaar verblijvende vluchtelingen. Daarom sloegen zij de handen in elkaar met de Britse Friends Ambulance Unit die reeds ter plaatse was. Uiteindelijk zou de Aide Civile Belge de hulpverlening aan de burgers helemaal overnemen van de Britten. Het eerste rapport van de Aide Civile Belge met onder meer een overzicht van de activiteiten en een lijst van weldoeners vind je hier: Zie hier 

foto 1: kaart met het werkingsgebied van de Aide Civile Belge 

2. “het liefdadigheidsgenootschap van de quakers en ze noemen zich St John’s Society”

Van Walleghem heeft het hier over de Friends Ambulance Unit en duidt hen ten onrechte als St John’s Society aan (wat een andere hulporganisatie is).  De Friends Ambulance Unit was opgericht door de Quakers, een religieuze groepering die zich verzet tegen geweld. Georganiseerd in Sections Sanitaires Anglaises hielpen deze vrijwilligers Franse gewonden evacueren tussen Nieuwpoort en Ieper. Hun naam maakten ze echter vooral door de hulpverlening aan de inwoners van Ieper en omstreken. In nauwe samenspraak met mensen van ter plaatse waren ze actief op heel wat vlakken: dringende medische hulpverlening, hygiene en preventie,  drinkwatervoorziening en het evacueren van gewonden en hulpbehoevenden Op 1 december richtten ze in Ieper een noodhospitaal op dat later naar Poperinge verhuisde. Na verloop van tijd werd hun taak overgenomen door de Aide Civile Belge dat vooral uit Belgische vrijwilligers bestond.

foto 2: leden van de Friends Ambulance Unit – en van de Aide Civile Belge ? – aan de picknick bij een ambulancewagen

3. gravin van den Steen de Jehay

Het gaat om Maria van den Steen de Jehay, geboren de Villegas de Saint-Pierre (1870-1941) waarvan een levensbeschrijving en meer foto’s te vinden is op Zie hier :

foto 3: Maria van den Steen de Jehay

4. gravin d’Ursel

Het gaat om gravin Louise d’Ursel (1886-1956).

foto 4: Louise d’Ursel

5. St. John’s Society ten dienste stellen van het leger

Opnieuw vergist Van Walleghem zich in de naam en bedoelt hij de Friends Ambulance Unit die inderdaad met enkele Sections Sanitaires Anglaises het Franse leger bijstond bij de evacuatie van gewonden.

foto 5: Een ambulance van Section Sanitaire Anglaise 19

6. Poperinge Elisabeth

Het gaat om het Elisabethhospitaal in Poperinge. Zie de noten bij “het Elisabethgasthuis” op 23 februari 1915

7. Ieper H. Hart

Het gaat om het Heilig Harthospitaal in Ieper. Zie de noten bij “het zothuis van Ieper” op 23 februari 1915

8. in Saint-Omer

Het gaat over het hospitaal La Malassisse in Longuenesse bij Saint-Omer

9. in Montreuil

Het gaat om de Chartreuse, de oude Kartuizerabdij nabij Neuville-sous-Montreuil die zijn deuren voor de Belgische vluchtelingen had geopend. Op 20 april 1915 zou een deel van het complex ingericht worden als  Belgisch militair hospitaal onder leiding van dokter Jonlet. De dagelijkse organisatie van de instelling werd waargenomen door aalmoezenier Plouvier. Hij had ook de leiding over de Belgische schoolkolonie die er werd ondergebracht en uitgroeide tot een van de grootste in Frankrijk.

Ongeveer 3000 Belgen hebben in de Chartreuse verbleven waarvan er 600 stierven, voornamelijk vanwege de tyfusepidemie. De laatste vluchtelingen verlieten de Chartreuse in april 1919.

Er worden door de kleine equipe van de Chartreuse grote inspanningen geleverd om alle Belgen die er verbleven in kaart te brengen. Tot november 2018 loopt er in dit immense en prachtige gebouw een fototentoonstelling over het wedervaren van de Belgische vluchtelingen tijdens de Eerste Wereldoorlog: Quand la Chartreuse était Belge. Zie hierZie 

foto 6: de Chartreuse van Montreuil

10. schoolkolonies

Naarmate de oorlog vorderde, opteerde ook de Belgische overheid in navolging van privé-initiatieven,edeneuville.org om zoveel mogelijk kinderen zonder hun ouders uit de frontstreek te evacueren naar het buitenland. Vanaf de lente van 1915 werden Belgische schoolkolonies ingericht. Op 15 mei 1915 vertrok een eerste transport van ongeveer 300 kinderen naar een schoolkolonie bij Parijs. Ze werden met legervoertuigen opgehaald en naar het station van Veurne gebracht. Aan de treinhalte in Adinkerke overhandigde Koningin Elisabeth nog een reep chocolade. De trein reed verder over Calais en anderhalve dag later rolde die Parijs binnen. De kinderen werden met autocars naar Saint-Sulpice, naar een leegstaand priesterseminarie gebracht, waar ze medisch onderzocht werden.

In de daaropvolgende maanden werden 6.000 jongens en meisjes tussen drie en zestien jaar naar schoolkolonies in Frankrijk en Zwitserland overgebracht. Deze kinderen gaan de geschiedenis in als Les Enfants de l’Yser. Er werd geen moeite gespaard om van de schoolkolonies een goed alternatief te maken: de kinderen waren er veilig, verblijf en onderwijs waren gratis en meestal stonden vertrouwde Belgische onderwijzers of kloosterzusters in voor opvoeding en onderwijs naar Belgisch leerplan.

De reacties op dit gedwongen verblijf in het buitenland, soms gedurende vier jaar, ver van hun familie, waren zeer verschillend. Een aantal kinderen beleefden de tijd van hun leven, anderen werden verscheurd door heimwee of hadden te leiden onder het strenge regime.

Nog tot april 2016 loopt er een tijdelijke tentoonstelling in het Onderwijsmuseum van Ieper over het lot van de Belgische kinderen tijdens de Eerste Wereldoorlog, zie hier