dinsdag - 13/06/1916

6° schrift, p.485-486
6° schrift, p.487-488
Afbeeldingen

1. In de nacht vallen de Engelsen aan

Op 12 juni hadden de Britten de Duitse stellingen tussen Hooge en Hill 60 gedurende zo’n 10 uur beschoten. In de vroege ochtend van 13 juni volgde dan de aanval. Uiteindelijk werden overal, behalve bij ’t Hooge de posities terugveroverd die op  2 juni verloren waren gegaan. Zie ook hier.

2. aan Verbrandemolen

Eigenlijk niet daar, maar meer oostelijk: tussen Hill 60 en ’t Hooge, rondom Mount Sorrel en Sanctuary Wood.

3. 1200 mannen krijgsgevangen

Volgens Nicholson, Gerald W. L. (1962). Canadian Expeditionary Force 1914–1919. Official History of the Canadian Army in the First World War. Ottawa: Queen's Printer and Controller of Stationary, p. 153 waren er maar 200 krijgsgevangenen.

4. in de brouwerij

Dit was de brouwerij Sint-Joris, of brouwerij Six tegenover de kerk van Reningelst die tot 1963 actief bleef. Daar is nu de Kinderbrouwerij gevestigd.

Foto 1: Brouwerij Six in Reningelst

5. de A.P.M.

De Assistant Provost-Marshal, kortweg APM,  was belast met de militaire politie binnen een infanteriedivisie.

Foto 2: De ondervraging van Duitse krijgsgevangen, 1916 (Australian War Memorial)

6. de verstandhouding tussen de Canadezen

De Franstalige Canadezen waren veel minder entoesiast over de oorlog dan de Engelstaligen. De Franstaligen hadden een minder sterke band met Europa. Bovendien was het militaire establishment sterk pro-Engels en ook niet geneigd om Franstalige eenheden op te richten of  Franstalige officieren te bevorderen.  Integendeel, minister van defensie Sam Hughes had de Franstaligen zwaar geschoffeerd door protestantse, Engelstalige predikanten  naar Quebec te sturen om er de recruteringscampagnes te leiden en door de Franstalige oorlogsvrijwilligers te dwingen Engels te spreken tijdens de opleiding. Later zou de verstandhouding nog slechter worden. Na de bloedige Slag bij Vimy Ridge in 1917 had het Canadese Expeditiekorps nood aan verse manschappen; De Canadese regering voerde vervolgens de dienstplicht in. Nagenoeg alle Franssprekende Canadezen waren hiertegen, terwijl de Engelstaligen pro waren. De tegenstand tegen de dienstplicht was zo groot dat er met Pasen 1918 gewelddadige rellen uitbraken in Quebec-Stad. De opgetrommelde soldaten schoten in de massa, met doden tot gevolg. De herinnering aan deze “Crise de la conscription” zou tot aan de Tweede Wereldoorlog de moeilijke relaties tussen beide bevolkingsgroepen extra vertroebelen.  Voor het oorlogsverloop zelf was de Canadese dienstplicht minder cruciaal: uiteindelijk konden “slechts” enkele tienduizenden Canadese dienstplichtigen nog voor het einde van de oorlog het leger in Europa vervoegen.

Franstalige Canadezen trof men in heel veel eenheden aan. Door de politiek van Sam Hughes werden Franstaligen aanvankelijk bewust opgedeeld en ondergebracht in Engelstalige eenheden. Enkel in het 13de bataljon en 14de bataljon van het eerste contingent van de C.E.F. trof men respectievelijk één en twee Franstalige compagnies aan (een eenheid van zowat 200 man).  Na politieke druk uit Quebec en openbare protestacties werd een volledig Franstalig bataljon gecreëerd: het 22nd (French Canadian) Infantry Battalion. Omwille van zijn nummer kreeg het de bijnaam de “Van Doos”, een verbastering van het Franse vingt-deux (tweeëntwintig). In september 1915 versterkte het de Corps Expéditionnaire Canadien aan het westelijk front. Het eerste jaar brachten de Quebecois door in de loopgraven bij Ieper, onder andere bij Kemmel, Sint-Elooi en Zillebeke (Mount Sorrel). Later kwam het 22ste onder meer nog in actie in Passendale tijdens de allerlaatste dagen van de Derde Slag bij Ieper vooraleer ze op 27-28 augustus 1918 bij Arras nagenoeg werden gedecimeerd. Het 22ste zou het enige Frans-Canadese bataljon zijn dan gedurende de hele oorlog aan het front bleef. De Van Doos kregen een ijzersterke reputatie, ondanks (of dankzij ?) het feit dat ze als enige Franstalige bataljon binnen de Britse krijgsmachten enigszins werden gewantrouwd of toch zeker sterk bloot stonden aan kritiek wanneer er iets fout liep.  In totaal telden ze in de Eerste Wereldoorlog ruim 4000 doden en gewonden, zowat 67 % van het effectief! Hoewel 85 % van de manschappen uit Quebec kwam, en dan hoofdzakelijk uit Montreal, waren alle Canadese provincies in het 22ste vertegenwoordigd. Een opmerkelijk aantal soldaten van het French Canadian Battalion, zowat 5 %, kwamen uit het buitenland, en dan vooral de Verenigde Staten. (Uit Dominiek Dendooven & Piet Chielens. Wereldoorlog I. Vijf Continenten in Vlaanderen. Tielt, Lannoo, 2008)

Foto 3: Het embleem van de Van Doos boven de ingang van de citadel in Quebec.