zondag - 06/05/1917

8° schrift, p.655-656
8° schrift, p.657-658
8° schrift, p.659-660
8° schrift, p.661-662
Afbeeldingen

1. priester Jan Coveliers

Coveliers was nog geen priester, wel seminarist, toen hij in dienst ging.

Jan Frans Coveliers werd op 6 januari 1893 in het Turnhoutse gehucht Zevendonk geboren. Hij behoorde tot de militieklas van 1913 maar was vrijgesteld van kazernedienst omdat hij pas tot subdiaken was gewijd en de priesteropleiding aan het Groot-Seminarie te Mechelen volgde. Kandidaat-priesters, mochten uit hoofde van hun ambt geen wapens dragen, maar waren in ruil voor deze vrijstelling wel verplicht om een summiere opleiding bij de geneeskundige troepen te volgen. Bij het begin van de oorlog werd Jan Coveliers dan ook gemobiliseerd als brancardier en aanvankelijk ingedeeld bij de ambulancecolonne van de Ie Legerdivisie. Na de val van Antwerpen, in oktober '14, muteerde hij eerst naar het 3e Regiment Artillerie, en later verkaste hij naar de 3e batterij van de 1e Groepering van het 13e Regiment Artillerie. In mei '16 werd hij omwille van zijn moedig gedrag op het slagveld onderscheiden met het Oorlogskruis. Op 5 mei '17 werd hij zwaargewond door granaatscherven in Dikkebus, toen de Duitse artillerie zijn batterij onder vuur nam. Jan Coveliers overleed de volgende dag aan de opgelopen verwondingen in het veldhospitaal Elisabeth, een reeks ziekenbarakken bij het kasteel Couthof van baron Raoul Mazeman in Proven. Hij werd begraven in Reningelst en was een van de eerste Vlaamsgezinde gesneuvelden die een heldenhuldezerk kregen. Op 22 januari 1924 werd deze Turnhoutenaar herbegraven op de BMB te Westvleteren in graf nr. 1044. Een jaar later werd zijn heldenhuldezerk op bevel van het ministerie van Landsverdediging van deze site verwijderd en vervangen door een Belgische militaire standaardzerk. (bron: http://www.bloggen.be/vlaanderensvelden/archief.php?ID=2632060)

In een brief van 28 mei 1917 schrijft Lode Van Eyck een In Memoriam gedicht voor zijn stadsgenoot Jan Coveliers:

In Piam Memoriam Jan Coveliers

Wij stonden als blank-verstrooide sterren,

            Verkoren, in den hemel opgeheven;

De één lichte heller de ander diep verdoken,

            Doch allen blonken uit om licht te geven.

Uw licht was warm als ’t licht der roode zonne,

Was van den dood genezen doet en groeien;

Uw licht zou laaien, harder, op de zielen,

            Uw liefdewarmte zou ze in blom doen bloeien

 

Opeens verdooft die ster in d’ eerste stralen,

            Dat veelbelovend onze blikken vleide;

’t Werd zwart om ons als zeeg een nare nachte,

            ’t Werd guur alsof een wind voorbij ons glijdde.

 

Ginds verre wacht uw weenensmoede moeder,

            Die eens gelukkig leefde in hare dromen,

Alsof bij gouden dageraad van zomermorgen,

            Haar wachtend oog een zomerdag zag komen.

 

Mocht de Engel van ’t Geloof haar treuren troosten;

            Mocht zij die ’t donker waant in hare dagen,

Nu zij haar lieve ster vermist die lichte

            Op hare wegen, om Gods zalve vragen.

 

Mocht zij den hemel binnenzien,

            Waar gij nu zonne zijt;

Waar gij nu zegepralend troont,

            Waar gij haar zegen zijt.

 

Als sterren wij nu wijfelend bestaan,

            Waarvan er vaak verdorven, ondergaan…

Moge al wie stort na sterrenschijn,

            Als gij voor eeuwig zonnen zijn!

 

Ook Jozef Simons schreef een gedicht voor Jan Coveliers. Het verscheen in Onder den Hiel (1920)

In memoriam E.H. Jan Coveliers

Een gouden hart, een zacht en stil gemoed,

Een geest die evenwichtig-kalm beschouwde

Wat rondom ons de feitenfilm ontvouwde,

Een man die kloek getuigde met zijn bloed:

Dat België's zaak rechtvaardig is en schoon,

Dat Vlaandren trouw, betrouwend wil herleven,

En dat een God het recht zal zege geven

Als aan zijn martelaren palm en kroon...

 

Ach! dat de beste steeds moet henengaan! 

Zoo plots, zoo wreed, zoo ver van huis te sterven...

Hoe zal zijn moeder 't eenig zoontje derven

Als we allen wederkeeren, hoog de vaan!

 

Rust zacht in glorie, zoo gij hebt verdiend; 

Stierft gij te jong, vóór uwe priesterwijding,

Bemiddelaar van vrêe en van bevrijding,

Zult gij nu wezen, kommervolle vriend.

 

Rust zacht in vreê, want België's werk blijft schoon,

En Vlaandren wordt door houwe trouw herboren;

God zal in 't eind het recht doen zege-gloren;

U, martelaar van 't recht, gaf hij zijn kroon

Foto 1: het bidprentje van Jan Coveliers

 

2. E.H. Peeters

Zie hier

3. E.H. pastoor van De Klijte

Het gaat om zijn vriend Alfons Callewaert.

4. laatste absolutie                       

De absolutie is de kwijtschelding van zonden door de priester in het sacrament van de biecht. De biechteling moet wel aan de voorwaarden voldoen: berouw en belijdenis. (bron: Gewijd of Vervlogen?)

De laatste absolutie is gelijk aan de laatste sacramenten of ziekenzalving, bij het levenseinde

 

5. volle aflaat

De Rooms-katholieke Kerk beweert dat na de vergiffenis van de zonden er nog moet uitgeboet worden. Vergelijk het met de kreuk die achterblijft in een brief nadat je die opengevouwen hebt. Die plooi moet nog weg.  Er moet nog een periode gelouterd worden in het vagevuur.

Wij kunnen volgens de R. K.-leer “verdienen” voor de overledenen, wij bieden God een losprijs aan om daardoor te verminderen wat nog niet is uitgeboet. Dit steunt op de schat aan genaden: de oneindige voldoening van Christus, Maria en de Heiligen, waar de Kerk volgens het evangelie van Mattheus kan uit delen: “ Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal in de hemel ontbonden zijn.”

Men onderscheidt

1. Gewone aflaten, bv. verbonden aan iemands persoonlijk gebed

2. Specifieke aflaten, bv. door de paus verleend (vb. ter gelegenheid van een jubeljaar)

3. Toepasselijke aflaten: bv; voor de overledenen de totes-quoties aflaat op Allerzielen

(bron: Gewijd of Vervlogen?)

Een volle aflaat geeft volledige kwijtschelding van alle tijdelijke straffen. Er moet uiteraard aan strenge voorwaarden voldaan worden: in staat van genade zijn (dus geen doodzonde bedreven hebben), de intentie hebben die aflaat te verdienen, stipt en persoonlijk alle handelingen stellen die voorgeschreven zijn.  (bron: Gewijd of Vervlogen?)

 

6. in articulo mortis

Dit is “op het moment van de dood”

 

7. Jozef Cos 

Over de seminarist en latere priester Jozef Cos konden weinig andere gegevens teruggevonden worden dan deze die Van Walleghem zelf later zou vermelden. Tijdens zijn verblijf in Normandië in 1918 zou Van Walleghem Cos weer tegen het lijf lopen. Cos, afkomstig uit Turnhout, was toen herstellende van een kogelwond die hij als brancardier bij de infanterie had opgelopen in Boezinge. Van het 7/13 Belgian Field Artillery was hij dus naar de infanterie overgeplaatst. In 1921 zou hij als leerkracht  aan de slag gaan in het Sint-Romboutscollege van Mechelen. In 1941, zo meldt Van Walleghem uiteindelijk nog, werd hij pastoor.

 

8. altoos

altijd, immer (bron: De Bo: West-Vlaams Idioticon)

 

9. die nacht werd Poperinge beschoten

“Zondag 6 mei: Schrikkelijke nacht: koude hevige stormwind, een geschut als een ratelenden donder; van 10 tot 4 ure in den nacht vallen 20 groote obussen van 210: 1 op het huis Glorie, Casselstraat; de andere tusschen Zwijnland, Brijkoven Schabaillie en Werf; gansch deze streek gaat nu op de vlucht en op den dool. De Brandhoek werd ook ferm beschoten.” (bron: Baert)

“La nuit du 5 au 6 mai (du samedi au dimanche) ce fut une nuit terrible; on a bombardé la nuit entière: une cinquantaine d'obus sont tombés, quelques-uns sur la ville et tous les autres aux environs de la Briquerie Schabaille et sur la route d'Abeele (donc tout près de nous). Sur le front canonade terrible comme nous n'avions jamais entendu et tout cela accompagné d'un vent impétueux.”(bron: Depuydt)

 

10. brouwer Dambre

De brouwerij van Théodore Dambre (+1931) stond nabij het voormalige gemeentehuis op de Dries in Kemmel.

Foto 2: De resten van het gemeentehuis en de brouwerij van Kemmel net na de oorlog.